Oudste stad van het graafschap Holland
Rond het jaar 1000 heerst het West-Friese gravenhuis over een gebied dat zich uitstrekt van de kuststrook van Texel tot en met Schouwen-Duivenland. De graven laten in deze regio de natte wildernis ontginnen tot landbouwgrond. Een kleine honderd jaar later verandert de naam in 'het graafschap van Holland'. Eén van de dorpen daarin is Dordrecht.
Wonen langs de Thuredrith
Archeologisch onderzoek op de Voorstraat toont aan dat er zeker rond 1020 bewoning is op de oever van de rivier de Thuredrith, nu de Voorstraatshaven/Wijnhaven. Dordrecht is dan nog een dorp, met vrijstaande houten huizen op woonheuvels; hoog en droog in tijden van overstromingen. Naast landbouw en visserij houden de inwoners zich bezig met handel over het water en overslag van goederen.
In deze animatie (Dordrecht rond het jaar 1000. Animatie: C. Bijvoert | Alarmvogel) zie je hoe de inwoners van Dordrecht rond het jaar 1000 wonen op de oever van de rivier de Thuredrith. Het pad voor de huizen langs is nu de Voorstraat:
Dordrecht stad
Dordrecht is waarschijnlijk vóór 1200 al een stad, want in een oorkonde uit dat jaar worden al burgers en plaatselijke bestuurders (schepenen) genoemd. Ook bestaat er al een broederschap van burgers en een kooplieden-hanza waarin verschillende beroepsgroepen samenwerken. Er is dus al veel centraal geregeld; de stad vormt een eigen rechtsgebied dat zichzelf, met toestemming van de graaf, mag besturen.
Het gaat goed met Dordrecht. Dat komt omdat de stad als een spin in het web in het centrum van een aantal tolhuizen ligt. Schippers die verder willen varen naar Duitsland, Engeland of Vlaanderen moeten aan de randen van het graafschap eerst tol betalen. Dat tolgeld wordt in Dordrecht bewaard, in de Tolbrugstoren die rond 1200 middenin de stad is gebouwd. Hier houdt de tolgaarder van de graaf kantoor.
Onder de tolpoort door kun je via de Tolbrug naar de andere kant van de rivier de Thuredrith lopen: van de Voorstraat aan de landzijde van de stad naar de Nieuwe Dijk (1203) aan de poortzijde, nu de Wijnstraat-Groenmarkt.
De handel trekt mensen aan en om iedereen te huisvesten worden al snel ook de open ruimtes tussen de huizen bebouwd. Zo groeien de woonheuvels aaneen tot een dijk. Rond 1220 ziet de Voorstraat er dan ongeveer zo uit:
Stadsrecht, stapelrecht en een nieuwbouwwijk
De stad krijgt in 1220 meer voorrechten van de Hollandse graaf. Dordrecht mag nu zelf de plaatselijke wetten maken. Het document dat daarover is opgesteld is het oudste, nog bestaande onderdeel van het stadsrecht.
In 1299 volgt het stapelrecht, waarin staat dat alle handelswaar eerst in Dordrecht op de markt moet komen. Het voordeel voor Dordrecht is dat handelaren de stad belasting moeten betalen over hun koopwaar. Dordrecht wordt rijker en rijker en is inmiddels de belangrijkste stad van het graafschap Holland.
Kooplieden bouwen grote stenen huizen langs de Voorstraat. Maar er is al snel weer ruimtegebrek en dus ontstaat er nieuwbouw achter de Voorstraat, zoals op de plek van het huidige Statenplein. Daarvoor wordt de lagergelegen grond rond 1250 eerst opgehoogd. Tussen 1300 en 1350 staan hier vrijstaande houten huizen op een ruim erf. Er wonen ambachtslieden, waaronder een leerbewerker, zoals blijkt uit archeologisch onderzoek.
Vijftig jaar later zijn dezelfde huizen deels van baksteen en hebben ze een pannendak. De leerbewerker heeft ook buren gekregen:
Nog eens honderd jaar later is alle vrije ruimte tussen de erven bebouwd. Het is nu een smalle straat met bakstenen huizen:
Middeleeuwse structuur
In de Middeleeuwen was Dordrecht een stad zonder pleinen. Die situatie blijft tot in de jaren ‘60 van de vorige eeuw bestaan. Maar dan maken grootschalige saneringen ruim baan voor de auto. Een aantal nauwe straatjes met bouwvallig geworden huisjes moet wijken, zoals op het huidige Statenplein. Gelukkig is de middeleeuwse structuur van de stad nog goed te herkennen en zijn er ook nog leuke smalle straatjes bewaard gebleven, zoals de Nieuwstraat en de Vleeshouwersstraat.