Kaurischelp
Kunststukje van de week – Verschenen in De Dordtenaar op 1 juli 2004. Leek: Kitty Römer-Hurkmans (Bestuurslid van de vereniging Oud Dordrecht). Deskundige: Jan Koonings (Dordts Archeologisch Centrum).
De Leek:
Kitty is bestuurslid van de vereniging Oud Dordrecht en in die hoedanigheid ook voorzitter van de activiteitencommissie. Daarnaast is zij actief als stadsgids. Kitty is dus zeer geïnteresseerd in de geschiedenis van de stad.
Toen Kitty de vondst onder ogen kreeg was haar eerste reactie de juiste:
“Dit is een schelpje, dus zal het wel van kalk zijn. Het was dus de behuizing van één of ander diertje”.
Op de vraag waarvoor het schelpje zou kunnen hebben gediend zei Kitty: “Daar moet ik even goed over nadenken. Er zitten tandjes aan. Je zou er mogelijk iets mee kunnen hebben doorsnijden, of er een koordje langs kunnen halen. Wat ik er zelf mee gedaan zou hebben? Misschien als nagelvijl gebruiken!”
Hoe oud zou het zijn? “Moeilijk te zeggen. Het is zeker in de grond gevonden? Het is wel mooi gaaf voor een gebruiksvoorwerp, want dat zal het op de één of andere manier wel zijn geweest. Ik schat de ouderdom op 500 jaar of ouder.”
Waar komt het vandaan? Peinzend bekeek Kitty het schelpje nogmaals. “Mogelijk is het met de rivier meegekomen en afgezet in het slib, maar het kan ook uit de zee gekomen zijn. Van de kust of het strand is dus ook mogelijk.”
Na de ware geschiedenis te hebben gehoord reageerde Kitty verrast. “Ik had het moeten weten, want het schelpje wordt bewaard tussen de munten!”
De Deskundige:
Bij de opgraving op het Statenplein in 1997 kwam een vreemde vondst uit de modder naar boven. Het betrof een kaurischelpje(Cypraea moneta). De Latijnse toevoeging 'moneta' geeft aan dat bij het benoemen van de schelp deze als betaalmiddel in gebruik was. Dit zeeschelpje is niet groter dan circa 2,5 cm. Het oogt zeer fraai en lijkt wel van glimmend porselein te zijn gemaakt. De bewoners van deze behuizingen worden dan ook wel porseleinslakken genoemd. Onderling kunnen de schelpen qua uiterlijk wel wat van elkaar verschillen, afhankelijk van de plaats waar ze worden gevonden. Ze zijn inheems in de tropische zeeën zoals de Pacific en de Indische Oceaan.
Aanvankelijk werden de kaurischelpen op de Malediven en op Sri Lanka als ruilmiddel geaccepteerd. Van daar verspreidde het gebruik van deze schelpjes zich over Voor-Indië en een groot deel van Afrika. Zelfs op Nederlands Nieuw-Guinea en in Suriname werden de kaurischelpen gebruikt.
Denk niet te licht over de waarde van deze schelpen, want er was een tijd dat op Nederlands Nieuw-Guinea voor een varken vijf kauri`s moesten worden betaald en voor een vrouw drie!
Dit soort schelpjes werd in veel streken dus eeuwenlang gebruikt als ‘primitief’ betaalmiddel. Echter niet in onze gebieden. Daar werden transacties afgewikkeld met geslagen munten. Hoe kwam dit schelpje dan in Dordrecht?
Het schelpje werd gevonden in een sloot die in de middeleeuwen achter de huizen van de Kromme Elleboog en de Kolfstraat liep. Hoe het daar terecht is gekomen en in welke tijd precies is niet te traceren. Wel kunnen we gissen naar de wijze waarop het schelpje in Dordrecht gekomen zou kunnen zijn.
In het boekje ‘Schepen met geld’ van Arent Pol (dat gaat over de handelsmunten van de Verenigde Oost Indische Compagnie, 1602 – 1799), staat een algemene vrachtlijst van acht VOC schepen die in augustus 1649 in Nederland waren gearriveerd. Tussen de kruidnagelen, nootmuskaten, kaneel, salpeter, gember en fijn Japans staafkoper staat een post van 39.640 kauri`s uit de Malediven en/of Bougainville. Kennelijk heeft de VOC daar een behoorlijke hoeveelheid schelpjes ingeslagen om er elders handelsactiviteiten mee te bekostigen. Het gaat echter te ver om te zeggen dat de Dordtse kauri er één van bovengenoemde is. Het is wel goed denkbaar dat een zeeman ergens zo’n rariteit in zijn zak heeft gestoken om die thuis te laten zien, waarna het in de Dordtse bodem terecht is gekomen.