Spring naar inhoud

Colfslof

 Colfslof; tin-lood legering, in 1995 gevonden aan de kop van de Wijnstraat in Dordrecht

Kunststukje van de week - verschenen in De Dordtenaar op 27 november 2003. Leek: Ab Burgerhout (Voorzitter Golfclub De Merwelanden). Deskundige: Corrie Lugtenburg (Dordts Archeologisch Centrum).

De Leek:
De archeologische vondst die de heer Burgerhout te zien kreeg, riep bij hem meteen associaties op met het huidige golfspel. De vorm doet hem denken aan de putter. Voor een golfliefhebber is het dan ook niet moeilijk dit voorwerp te herkennen; het is namelijk een colfslof.

De versiering valt hem op. Zijn eerste reactie: “kunnen het inslagen zijn van de bal? Hoewel, de regelmaat maakt dat ook weer onwaarschijnlijk”. Ab vertelt: “het golfspel zou zijn oorsprong kunnen hebben in Schotland, bij St. Andrews. Herders sloegen tijdens het hoeden met stokken naar een kluwen wol. Dit slaan met stokken naar een kluwen wol of een bal heeft zich ontwikkeld tot diverse spelen, waaronder het huidige golf en hockey. St. Andrews is nog steeds het Mekka voor de golfers”.
Uit het gesprek blijkt dat de bedoeling van het spel nu, nagenoeg hetzelfde is als bij het colfspel toen, namelijk met zo weinig mogelijk slagen van het startpunt (de tee), naar het putje in de grond (de hole). Het daarbij gebruikte materiaal is alleen sterk veranderd. Ter verduidelijking legt hij huidige attributen op tafel.
Bekend is dat vroeger colf met één stok werd gespeeld. “Nu is er een ruime keuze uit stokken of clubs en hebben de ballen een rubberkern met een polymere deklaag met deukjes. De verschillende clubs die tegenwoordig worden gebruikt zijn afhankelijk van het moment in het spel. Zo wordt een “houten”, “ijzeren” of “putter” gebruikt. De hoek van het slagvlak met de steel is per stok verschillend. Deze hoek bepaalt mede de afstand die de bal aflegt. De “putter” wordt gebruikt op de green (het zeer kort geschoren gras rond de hole), om de bal erin te slaan”, vertelt hij.

Wat in de loop van de tijd niet veranderd is, is dat golf een spel is voor jong en oud en het hele jaar door gespeeld kan worden.

In: Adriaen van de Venne's album: 'Man en jongen, colf spelend op het ijs', 1626. British Museum, Londen.

De deskundige
:
Het afgebeelde voorwerp, in 1995 opgegraven bij de oude kademuur aan de kop van de Wijnstraat, is een fraai versierde colfslof van 60 mm lang en 25 mm breed en te dateren in de 17e eeuw.
Een colfslof, gemaakt van een lood-/tinlegering, is een omhulsel dat om de omgebogen, verbrede onderkant van de houten colfstok werd geschoven. In doorsnede is het driehoekig waarbij de ene lange zijde enigszins bol is en de andere plat. De platte zijde is de slagzijde. Colfsloffen werden gemaakt voor links- en rechtshandigen. De getoonde colfslof is voor een rechtshandige en is mogelijk op het ijs gebruikt van de Voorstraatshaven.

Het colfspel was al in de 13e eeuw erg populair. In middeleeuwse getijdenboeken staat dan ook bij de maand november vaak het colfspel afgebeeld.

De benodigdheden voor het spel waren een colfstok (de vorm lijkt op een hockeystick) en een kleine bal. Oorspronkelijk waren deze beiden van hout. Rond 1600 werd een lederen bal gebruikt, gevuld met geperst sajet (wol) en werd het omgebogen uiteinde van de stok bekleed met een loden slof. De bal kon zo verder geslagen worden. De essentie van het spel was dus om de bal in zo weinig mogelijk slagen naar een bepaald doel te slaan, bijvoorbeeld één of meerdere palen. Als de bal gunstig voor de paal lag, kon de speler zeggen: ”Dat is een colfje naar mijn hand”.
Voor het spel was veel ruimte nodig. Geslagen werd wel over afstanden van 100 meter en meer. Het werd gespeeld op pleinen en in straten en ‘s winters op het ijs. Overlast in het verkeer en schade aan bezittingen kon dan ook niet uitblijven en leidde tot diverse verboden. In het Dordtse Keurboek van het jaar 1401 staat al een verbod over het colven op straten, op straffe van “1 pont, rechtevoort uut te panden so waerment bevonde” (1 Hollandse pont (240 penningen) ter plekke te betalen).