Gietstukjes
Kunststukje van de week - Verschenen in De Dordtenaar op 12 mei 2005. De leek: Koen van Kalkeren. De deskundige: Jan Koonings (Dordts Archeologisch Centrum).
De Leek:
Koen is 18 jaar. Hij werkt tijdelijk, maar in september gaat hij aan een nieuwe studie beginnen.
Toen Koen de twee gietstukjes in handen kreeg was zijn eerste reactie: “het heeft wel iets weg van de dop van een wijnfles, je weet wel, zo’n theeloodje waarin een merk staat." Op de vraag of hij een idee heeft waarvan ze zijn gemaakt antwoordde hij zonder aarzelen: ”Ik denk van tin.”
Toen werd het moeilijker, want wat zou het zijn? “Och jee, mogelijk iets van een beeldje, of een plaatje en ik denk dat het ter decoratie diende.” Hoe oud denk je dat het is? “Een jaar of 100? Ik heb geen idee.”
Waar denk je dat ze vandaan komen? Bij deze vraag nam Koen de stukjes metaal nog eens in zijn handen. Hij keek nog eens aandachtig en zei toen: “ze lijken wel gesmolten, uit een brandend huis of zo. Ze waren eerst puntgaaf en ze zijn pas later gesmolten. En dat kruis, dat doet mij aan Engeland denken.”
Dat ze gesmolten lijken te zijn is min of meer goed, want ze zijn gegoten toen het metaal door verhitting tot een vloeibare substantie was gesmolten. ‘Afkomstig uit een brandend huis’ klopt niet, maar dat kon Koen niet weten.
De deskundige:
Het kunststukje van de week is een stukje van de puzzel omtrent het fenomeen “pseudo-munten”. Het betreft twee kleine gietstukjes van lood-tin, beiden met de afbeelding van een pseudo-munt.
Het ene stukje laat een Tourse Groot (een munt) zien. Op het andere stukje is het zogeheten ‘dambord-zonneradmotief’ afgebeeld. Het gietstukje met de afbeelding van een Tourse Groot (45x24 mm) wordt gedateerd rond 1266-1350, het andere stukje (23x15 mm) omtrent 1350-1425. Hoogst waarschijnlijk zijn deze ‘pseudomunten-in-wording’ vervaardigd in Dordrecht.
Beide gietstukjes werden begin 2005 gevonden tijdens archeologisch onderzoek op de Grote Markt. De twee muntjes met het dambord-zonneradmotief lijken in een geschakelde serie te zijn geproduceerd. Mogelijk werd een rijtje muntjes vlak naast elkaar gegoten, waarbij ze op het raakvlak konden worden gebroken tot afzonderlijke muntjes. Waarom dat met deze twee pseudo-muntjes niet is gebeurd is onduidelijk. Misschien betreft het een eindstukje en waren de laatste gietsels uitgelopen, bijvoorbeeld doordat de mal niet goed op elkaar zat. Ook lijkt er onvoldoende materiaal te zijn geweest om het laatste muntje volledig te gieten. Het reststukje zal zijn afgedankt om opnieuw te kunnen worden omgesmolten.
Maar wat zijn eigenlijk pseudo-munten? Pseudo-munten zijn gegoten metalen schijfjes van een lood-tin legering. De afbeelding op de voor- en keerzijde is soms een duidelijk herkenbaar motief, soms een onherkenbaar samenspel van lijnen. Af en toe is een primitieve nabootsing van een toen al bestaande munt te zien. Eenzijdig versierde loden schijfjes met een op een munt gebaseerde afbeelding zijn in ieder geval geen pseudo-munten. Deze schijfjes zijn meestal gebruikt als sieraad (muntspeld).
Vooralsnog wordt aangenomen dat pseudo-munten in de middeleeuwen werden gebruikt als geld. Ze circuleerden in een tijd (ca. 1300 –1450) waarin weinig officieel geld in omloop was (geld dat in naam van de landsheer werd uitgegeven). Pseudo-munten werden gegoten, ook in Dordrecht. Door wie en voor wie is nog steeds een raadsel. Feit is dat Dordrecht in Nederland koploper is wat betreft het aantal gevonden pseudo-munten, zo tegen de 300 stuks! Te verdelen (tot nu toe) in 28 typen. Omdat de afbeeldingen op de munten vaak bepaalde associaties opriepen, hebben ze soms schilderachtige namen gekregen zoals: ‘sparrenboom’, ‘vogel’, ‘pentagram’, ‘zonnerad’, ‘stier’, ‘sneeuwschoen’ of ‘molenwieken’.