Kattenschedeltje
Kunststukje van de week – Verschenen in de Dordtenaar op 24 oktober 2002. Leek: Geurt van den Brink (dierenarts). Deskundige: Deborah Paalman (Dordts Archeologisch Centrum).
De (deskundige) leek:
Het voorwerp staat op een tafel in de kantine van het nieuwe dierenziekenhuis aan de Jan Valsterweg. Op de vraag wat het voorstelt weet dierenarts Geurt van den Brink natuurlijk meteen antwoord te geven: “een heel mooie, goed bewaarde schedel”. Dat dit van een kat is hoeft hem natuurlijk ook niet te worden verteld. Met de ervaring van een vakman verteld hij verder: “je ziet dat dit nog niet zo’n heel oud dier is geweest. De tanden zijn nog van heel mooie kwaliteit. Gezien de algehele gesteldheid van dit gebit en de kaak, was dit dier waarschijnlijk een jaar of 7 à 8.”
“Wat we verder zouden kunnen doen is even een röntgenfoto maken om te zien hoe de structuur in het bot zelf eruit ziet. Je kunt dan bijvoorbeeld zien of er een ontkalking aanwezig is, of dat het dier ergens een fractuur heeft gehad, bijvoorbeeld als gevolg van een klap op z’n kop”.
Het voorstel om een röntgenfoto te maken wordt meteen grif aanvaard, maar eerst wordt Geurt gevraagd nog eens goed naar het schedeltje te kijken. Ziet hij er ook nog iets opmerkelijks aan met het blote oog? “Ja, hij mist natuurlijk een paar tanden. Ik zit er eigenlijk met verbazing naar te kijken, want hij is natuurlijk al heel oud hè? Hier zit nog wel een beschadiging, bij het Orbita (grens gehoor / gezichtsschedel). Ik zit te kijken of de schedel helemaal symmetrisch is, dat lijkt het zo op het eerste gezicht wel.”
Ook wanneer de dierenarts wordt gevraagd naar oppervlakkige beschadigingen te kijken richt hij zich op anatomische zaken: “dit zijn oude groeilijntjes geweest” (de nog zichtbare schedelnaden). “Hiervan kun je niet zeggen dat het beschadigingen zijn.”
Uiteindelijk wordt aangewezen waar het in dit geval om gaat; de scherpe, rechte, parallelle sneetjes op het bot. De gevolgen van het snijden met een mes. “O, ja ja, op die manier. Nou, ik zit er eigenlijk met een ander oog naar te kijken”.
Hij vraagt zich echter af of die krasjes wel door de aangegeven reden zijn ontstaan; “Ik vind het wel ver gezocht eerlijk gezegd.”
Voor een rationeel man is het inderdaad voor te stellen dat het verhaal van de archeoloog vreemd over komt. Archeologische botvondsten vertonen echter heel vaak dergelijke snijsporen. Voor een slachtdier als een rund is dat misschien minder vreemd. De sporen op het kattenschedeltje zijn iets kleiner, maar precies hetzelfde. Op de mededeling dat kattenvellen in vroeger tijden in de volksgeneeskunst een genezende werking werd toegedacht, merkt van den Brink op: “ja, ja, op die manier, hetzelfde eigenlijk wat Chinezen nu nog doen met tijgervellen, of een stukje nagel of bot van een tijger”. Ja, dat is een mooi voorbeeld. “Maar dat was me niet bekend hoor, dat mensen dat vroeger dachten van een kat. Eerder iets van dat je beter geen zwarte kat kunt zien in het donker, of dat soort zaken.”
Geurt vraagt vervolgens aan een collega of hij iets aan het schedeltje ziet. Ook deze dierenarts bekijkt de tanden en noemt een leeftijd. Vervolgens wordt de vrouw van Geurt gevraagd haar mening te geven, evenals een studente diergeneeskunde. De kleine scherpe sneetjes vallen niet op.
Voorbeelden uit de literatuur worden Geurt getoond; foto’s van diverse snijsporen op verschillende kattenbotten. Met interesse bekijkt hij de foto’s en laat ook de studente meekijken. “Kijk, hier zie je ze en hier en daar.”
Licht en schaduw vallen op het schedeltje en de scherpe krassen vallen meer op dan ooit. “Het zijn toch ècht snijsporen hoor”, zegt de archeozoöloog. Geurt van den Brink knikt en zegt: “ik ben overtuigd! Ik vind het heel leuk.”
Intussen zijn de beloofde röntgenfoto’s gemaakt. Geurt wijst op de foto op de lichtbak en geeft aan dat de kat waarschijnlijk een klein fractuurtje heeft gehad bij zijn oogkas. “Dit is tijdens z’n leven echter al genezen. Dit zal in ieder geval niet de doodsoorzaak zijn geweest”, aldus van den Brink.
De deskundige:
Het ziet er monsterachtig uit, maar het is enkel het schedeltje van een kat, in 1997 gevonden tijdens archeologisch onderzoek op het Statenplein. Het schedeltje is 9 cm lang, 7 cm breed en 5 cm hoog. Het bevond zich in een middeleeuwse sloot, waarin vele eeuwen lang afval en huisvuil werd gestort. Veel dierlijke skeletresten die worden aangetroffen tijdens archeologisch onderzoek staan in relatie tot de maaltijd, zoals botten van runderen, varkens en schapen. Botten van wat in onze tijd gezelschapsdieren heten, zoals hond of kat, worden eveneens in opgravingen gevonden, maar normaliter in mindere mate dan de als 'lekker' aangeduide soorten.
Wat nu bijzonder is aan dit kattenschedeltje valt een dierenarts niet meteen op, want deze kijkt er natuurlijk met heel andere ogen naar. Maar dit schedeltje bevat echter toch een eigenaardigheid. Je moet er wel je bril voor opzetten, maar wie goed kijkt ziet boven de hoektanden, rondom de oogkas en van het voorhoofd tot op de neus, scherpe krassen. Dit is niet gewoon.
De oorzaak van deze abnormaliteit is te vinden in een handeling die door mensen is uitgevoerd; de kat is ontdaan van zijn huid. Met een scherp mes is het dier als het ware 'ontmanteld', waarbij snijsporen van het mes zijn achtergebleven op het bot.
Waarom de huid van deze kat werd gescheiden is niet bekend. Wel vermeldt een vermoedelijk 19e eeuwse tekst, dat in de volksgeneeskunst dieren werden gebruikt voor allerlei doeleinden. Gedacht werd dat iemand die aan reumatische pijnen leed, gebaad was bij het slapen naast een hond of kat. In dit geval gaf de lichaamswarmte van het dier wellicht enige verlichting, maar aangenomen werd dat door het contact de kwaal op de hond of kat zou overgaan. Een dergelijke 'medicinale toepassing' zal de viervoeter persoonlijk alleen maar hebben toegejuicht. Erger werd het als ook overdag graag gebruik werd gemaakt van deze diensten. Het zal ongetwijfeld zeer ongemakkelijk zijn om de hele dag met een kat op de rug rond te lopen. De oplossing daarvoor was een stukje huid op zak. Dit werd geacht nagenoeg dezelfde werking te hebben.
Ook uit andere opgravingen, bijvoorbeeld Haitabu, een vikingstad gelegen in Schleswig-Holstein, zijn kattenbotten met snijsporen bekend. Hier wordt aangenomen dat kattenvellen werden gebruikt als bont.
Hoewel de snijsporen op het hier getoonde schedeltje met zekerheid wijzen op het stropen van het vel, is niet vast te stellen wat deze Dordtse kat precies is overkomen. Dat katten in het verleden echter veel te verduren hebben gehad is niets nieuws. De Dierenbescherming zou in die tijd zeker dagwerk hebben gehad aan de bestrijding van de zonderlingste wreedheden. …