Spring naar inhoud

Pelgrimshoorn

Pelgrimshoorn van steengoed, gevonden tijdens het onderzoek op hetStatenplein in 1997.

Kunststukje van de week – verschenen in De Dordtenaar op 6 mei 2004. Leek: Frank Storm (Beeldend kunstenaar). Deskundige: Hans Oosterveer (Dordts Archeologisch Centrum).

De leek:
Direct na overhandiging van het voorwerp steekt Frank van wal: “Dit is steengoed, niet iets wat uit Nederland komt, maar van Duitse klei. Waar precies vandaan weet ik niet, ik kan wel zoiets zeggen als ‘Westerwald klei’, maar dat zal wel niet goed zijn.
Het geheel is misschien gedraaid op een draaischijf en gedeeltelijk met de hand gevormd. Het mondstuk, dat grotendeels ontbreekt, is waarschijnlijk apart gedraaid en later vastgezet. Daarna werd het in de huidige vorm gebogen. Ook werden gedeelten weggesneden om de hoorn dunner te maken. Het is nogal grof, rauw gedaan. Het glazuur is meer sier dan functioneel. Volgens mij heeft de hoorn een ceremonieel karakter, het is geen gebruiksvoorwerp. Kijk maar eens naar de ophangoogjes, die vertonen helemaal geen slijtage, wat bij veelvuldig gebruik wel moet ontstaan. Er zitten ook geen gaten in om er geluid uit te halen.
Misschien heeft hij boven een deur gehangen, zo van ‘hier maakt men….’, maar daar lijkt hij wel wat klein voor.”
De datering? “Ja, middeleeuwen, dat zei je al...” Een meer nauwkeurige datering kan Frank echter niet geven. Frank: “De middeleeuwen hielden, zoals we op school leerden, op in 1500. Het is dus van daarvoor”.

De deskundige:
Deze pelgrimshoorn is gevonden tijdens de opgraving op het Statenplein in 1997. Het mondstuk ontbreekt jammer genoeg grotendeels, maar verder is deze vondst, mede dankzij een kleine restauratie, redelijk gaaf. De lengte is ongeveer 27,5 centimeter. De datering ligt tussen 1325 en 1375.

Dit soort hoorns, zeker niet zeldzaam, werden vooral gebruikt in Aken. Daarom worden ze ook wel ‘Aakhoorn’ genoemd (Duits: ‘Aachenhorn’). Deze hoorn is gemaakt in Langerwehe, halverwege Aken en Keulen, een belangrijk centrum voor de fabricage van steengoed in de Middeleeuwen.
De hoorn heeft een ceremonieel karakter, in zoverre, dat dergelijke voorwerpen werden gebruikt bij het tonen van relieken, zoals de tunica van Maria. Er werd dan hard op geblazen, teneinde zoveel mogelijk herrie te maken om het kwaad af te weren en om deel te nemen aan de feestvreugde. Een pelgrimshoorn is echter geen muziekinstrument, vandaar dat er geen vingergaten aanwezig zijn om de toonhoogte te wisselen.
Pelgrimshoorns werden soms ook door reizigers (pelgrims) mee naar huis genomen, waar ze tijdens onweer, maansverduisteringen en andere verontrustende gebeurtenissen werden gebruikt. In het Duits heet het dan een ‘Wetterhorn’. Het maken van lawaai tegen het kwaad dateert al van voor het christendom. Naast hoornblazen (het midwinterhoornblazen, zoals dat nog in Twente gebeurd, is hier een overblijfsel van) werd met takken op boomstammen geslagen.

De pelgrimshoorn was bovenal een attribuut van de pelgrim, gedragen over de schouder of aan de riem, zodat de persoon direct als pelgrim herkend kon worden.