Rammelaar
Kunststukje van de week – Verschenen in De Dordtenaar op 3 juni 2004. Deskundige: Mirjam van Oeveren (Dordts Archeologisch Centrum). Leek: Wilma Roubos (moeder van Brent).
De leek:
Brent is een klein kereltje van slechts 5 maanden oud. Met zijn vrolijke, wijze blik, lacht hij de wijde wereld toe. Deze nieuwe binnenstadsbewoner is geboren vlak in de buurt van het Statenplein, waar dit kunststukje van de week in 1997 uit de bodem tevoorschijn kwam.
Wilma, de trotse moeder van Brent, mag het woord doen. Terwijl het voorwerp voorzichtig op de tafel wordt gelegd, volgt de eerste opmerking: “Even kijken hoor. Toen je het net uit de verpakking tevoorschijn haalde, zag ik dat het van metaal was. Ik denk in eerste instantie aan iets van een sieraad”.
Waarom haar gedachten naar een sieraad uitgaan, heeft voornamelijk te maken met de decoratie op het voorwerp: mooi en vooral heel fijntjes. De versiering doet haar denken aan haar eigen jeugd en de wijze waarop zij zelf ooit bloempjes aan takjes tekende. Ze ziet een soort stengeltje met twee blaadjes eraan en dan het bloemetje. Meer bloem- en bladmotieven zoals de zogeheten ‘Fleur de Lis’ (Franse Lelie) zijn in de versiering duidelijk herkenbaar.
Dan zegt ze opeens: “O, nou denk ik gelijk aan wat anders! Ik denk toch eigenlijk aan een rammelaartje of zo. Bij een juwelier zie je ze wel eens, met van die ouderwetse bijtringentjes. Oh, dit is hartstikke leuk zeg! Het is echt mooi gemaakt, zo fijntjes”. Wilma komt er al heel snel achter dat het inderdaad om een rammelaar gaat. “Dit zal Ton (de vader van Brent), echt helemaal waanzinnig vinden!” Op de vraag hoe oud het is zegt ze: “Ik denk wel heel oud. Maar hoe oud precies, daar heb ik geen verstand van”. Een gokje wagen durft ze wel en ze gokt op de 16e eeuw, of misschien zelfs iets vroeger. Niet slecht voor een leek!
De deskundige:
Het kunststukje van deze week is een kinderspeeltje uit de 15e eeuw. Deze rammelaar, ook wel ‘rammelbol’ genaamd, is speciaal voor kleine lawaaimakers vervaardigd.
Dit opengewerkte bolvormige exemplaar is gemaakt van een lood/tin legering en heeft een doorsnede van 46 mm. Zulke speeltjes werden doorgaans in twee helften gegoten en zijn rondom voorzien van een soldeernaad. De complete exemplaren hebben één of meer ogen, waaraan een ketting of een touwtje kon worden bevestigd. Sommigen hebben een bevestigingsoogje waar een stokje in past.
Door de eeuwen heen zijn de rammelaars vervaardigd van verschillende materialen. Tussen de 12e en de 14e eeuw werden de meeste rammelbollen van keramiek gemaakt. Ook deze waren bolvormig en meestal voorzien van een rechte steel. In de bolvormige kop zat een steentje, dat rammelde als de bol op en neer werd bewogen. Door heel Nederland zijn dit type rammelaars van keramiek teruggevonden. Metalen exemplaren (vanaf de 15e eeuw), worden tijdens opgravingen minder vaak gevonden dan die van keramiek. Een enkele keer wordt slechts één helft teruggevonden, maar het is dan moeilijk om met zekerheid te zeggen dat het een rammelaar betreft. De constructie van deze rammelbollen vertoont namelijk opvallend veel overeenkomsten met die van parfumkogels. Bij complete exemplaren is de functie vrijwel direct duidelijk, want in een rammelbol is altijd een ‘belletje’ aanwezig. In een parfumkogel zit geen belletje, omdat ze een heel ander doel dienden, namelijk het bewaren van kruiden. Parfumkogels waren zo geconstrueerd dat ze open en dicht konden, zodat de kruiden van tijd tot tijd konden worden vervangen. Pas vanaf de 16e eeuw werden rammelaars of ‘rinkelbellen’ van been en hout populair. Naast het rammelen kregen deze rinkelbellen er nog een extra functie bij, namelijk om in te bijten.