Spring naar inhoud

Mei 2001: Kootjes

Kootjes ofwel 'eerste phalangen', afkomstig uit het pootskelet (onderpoten) van runderen

Omschrijving:
Kootjes ofwel 'eerste phalangen', zijn afkomstig uit het pootskelet (onderpoten) van runderen. Deze botjes zijn vergelijkbaar met de teen- of vingerkootjes van mensen.

Datering: 15e en 16e eeuw.
Vindplaats: Dordrecht, Statenplein.
Afmetingen: gemiddeld 5 tot 6 cm hoog
Vondstdatum: 1997, 1998 en 2000

Bijzonderheden:
Kootjes werden gebruikt in een werpspel, vergelijkbaar met het huidige kegelspel. De min of meer rechte bovenkant zorgt ervoor dat de kootjes rechtop konden worden gezet. Vervolgens werden ze met een werpkoot omver geworpen. De werpkoot werd hiervoor uitgeboord en verzwaard en gevuld met lood. De overige koten werden gemarkeerd met ingesneden merktekens en gaven waarden of eigendommen aan. De koten hebben van nature twee verschillende zijden. De bolle voorkant werd 'stoof' genoemd. De holle achterkant werd met 'schijt' aangeduid.

In afbeeldingen van het kootspel is meestal een rij koten te zien, opgesteld op een vlakke ondergrond zoals een grafsteen of een traptrede. Dat het kootspel niet op alle plaatsen werd gewaardeerd blijkt uit een verbod uit Scherpenisse ( 1528), waarin werd verboden op de trappen van het stadhuys met kooten te spelen. Middeleeuwse teksten en afbeeldingen wijzen erop dat het kootspel vooral door kinderen werd gespeeld.

Botten van geslachte runderen werden niet zonder meer weggegooid. Merg werd gegeten en uit het overgebleven bot werden voorwerpen als mesheften, kammen en knopen vervaardigd, maar ook schaatsen, sleetjes, dobbelstenen, bikkeltjes en kootjes, voor spel en vermaak.