Spring naar inhoud

Wetgeving

Erfgoedwet

Sinds 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden en is de Monumentenwet 1988 deels komen te vervallen. De bepalingen van een deel van de Monumentenwet zijn opgenomen in de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de toekomstige Omgevingswet (2024).

Op grond van de Erfgoedwet moeten archeologische (verwachtings)waarden gewaarborgd zijn in het bestemmingsplan of op termijn in het omgevingsplan.

Van monumentenwet naar erfgoed- en omgevingswet


Monumentenwet en Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz)

Vanaf 1 september 2007 tot 1 juli 2016 was de Monumentenwet uit 1988 van een nieuw onderdeel voorzien: Hoofdstuk V, de Wet op de Archeologische Monumentenzorg.


De belangrijkste gevolgen van deze wet zijn:
 

1.     de archeologische zorgplicht ofwel de verantwoordelijkheid voor het bodemarchief ligt bij de gemeente. Dit vereist inhoudelijke kennis van het eigen bodemarchief en het formuleren van eigen beleid.

2.     het veroorzakersprincipe: de veroorzaker of initiatiefnemer tot bodemingrepen betaalt de kosten voor het benodigde archeologische onderzoek.

Veroorzakersprincipe

Conform de Erfgoedwet is de initiatiefnemer tot bodemverstorende maatregelen verplicht de kosten van het benodigde archeologische onderzoek voor eigen rekening te nemen. Dit heet het veroorzakersprincipe. Dit geldt voor elke initiatiefnemer, ook als dat de gemeente zelf is.
De overweging hierbij is dat er sprake moet zijn van een uitdaging om het erfgoed zo verantwoord mogelijk mee te wegen en waar mogelijk te integreren in de voorgenomen ontwikkeling. Dit is de kern van het gedachtengoed van het verdrag van Malta, de gewijzigde Monumentenwet en de Erfgoedwet.

Kosten voor archeologisch onderzoek betreffen alle aspecten van dat onderzoek: overleg, programma van eisen, bureauonderzoek, voorbereiding, uitvoer veldwerk, uitwerking gegevens, evaluatie, waardering en selectie, specialistisch onderzoek, conservering vondsten, basisrapportage van het onderzoek tot en met het deponeren van vondsten en documentatie.

Opgravingsverbod

In de Erfgoedwet is een artikel opgenomen over het verrichten van opgravingen en het opgravingsverbod:

Paragraaf 5.1. Het verrichten van opgravingen, Artikel 5.1. Opgravingsverbod

Het is verboden zonder certificaat daartoe handelingen te verrichten met betrekking tot het opsporen, onderzoeken of verwerven van cultureel erfgoed of onderdelen daarvan, waardoor verstoring van de bodem, of verstoring of gehele of gedeeltelijke verplaatsing of verwijdering van een archeologisch monument of cultureel erfgoed onder water optreedt.

Het nieuwe certificeringsstelsel


Meldingsplicht

In de Erfgoedwet is een artikel opgenomen over het melden van een archeologische toevalsvondst. In dit artikel kan en mag ‘onze minister’ vervangen worden door de gemeente Dordrecht/vakteam erfgoed:
 
Paragraaf 5.4. Meldingsplicht archeologische toevalsvondst of waarneming, Artikel 5.10. Archeologische toevalsvondst

  • 1 Degene die anders dan bij het verrichten van opgravingen een vondst doet waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een archeologische vondst betreft, meldt dit zo spoedig mogelijk bij Onze Minister.
  • 2 De gerechtigde tot een archeologische vondst als bedoeld in het eerste lid, is gehouden de vondst gedurende zes maanden, te rekenen van de dag van de in het eerste lid bedoelde melding, ter beschikking te houden of te stellen voor wetenschappelijk onderzoek.